Andere behandelopties

Een succesvolle niertransplantatie is de meest doeltreffende behandeling van chronische nierziekte (CKD). Het is namelijk het meest natuurgetrouwe alternatief voor de eigen nierfunctie. Echter, niet elke patiënt is een geschikte kandidaat voor een niertransplantatie. Deze optie moet daarom met uw artsen worden besproken.

Een getransplanteerde nier van een overleden donor gaat over het algemeen 12 jaar mee.¹ Een getransplanteerde nier van een levende donor gaat over het algemeen 15 jaar mee.² Sommige patiënten met chronische nierziekte (CKD) hebben in hun leven mogelijk meer dan één niertransplantatie nodig.

Timing speelt een cruciale rol voor het succes van een niertransplantatie. Kunt u een operatie voor niertransplantatie ondergaan, probeer dit dan zo vroeg mogelijk te doen. Het zou ideaal zijn om uw niertransplantatie te ondergaan voordat uw chronische nierziekte (CKD) zodanig ernstig is dat u dialyse nodig heeft. Dit kan moeilijk worden, aangezien de gemiddelde wachttijd voor een niertransplantatie tussen de 3 en 5 jaar is. Kunt u geen niertransplantatie ondergaan voordat u met dialyse begint, zorg er dan voor dat u de soort dialyse kiest die past bij uw gezondheid en levensstijl. Dat maakt het voor u zo gemakkelijk mogelijk u te houden aan uw behandelplan.

Om een niertransplantatie succesvol te laten zijn, moet de gezonde nier afkomstig zijn van een donor van wie het bloed en weefsel passen bij die van u. Het is ook een voordeel als u en de donor vergelijkbare genetische kenmerken hebben. Er zijn twee soorten nierdonoren:

Levende donoren

Een gezonde nier kan via een operatie uit een levende donor worden gehaald en bij u worden geplaatst. Een levende nierdonor kan een familielid, vriend of echtgeno(o)t(e) zijn of iemand die bereid is een nier te doneren en die het soort weefsel en de bloedgroep heeft dat past bij die van u. Zelfs als u een levende donor vindt, kan uw arts u nog steeds aanraden om op een wachtlijst voor een niertransplantatie te worden geplaatst. 

Overleden donoren

Kunt u geen nier krijgen van een levende donor, dan zult u op een wachtlijst moeten worden geplaatst voor een nier van een overleden donor. Uw arts zal u door dit proces begeleiden. De meeste landen hebben een centrale organisatie die dit proces beheert en die patiënten helpt hun weg te vinden in het systeem.

Nadat u een niertransplantatie heeft ondergaan, zult u waarschijnlijk een aantal dagen in het ziekenhuis blijven om te herstellen. Tijdens het herstelproces kunt u wat pijn verwachten rond de plek van de snee en in uw buik. Uw zorgteam zal uw niertransplantaat zorgvuldig blijven controleren. Mogelijk krijgt u immunosuppressiva toegediend, om te voorkomen dat uw immuunsysteem de getransplanteerde nier als een ‘vreemd voorwerp’ beschouwd en deze vervolgens afstoot. Ook zult u andere medicatie moeten nemen om uw risico op infectie en op andere complicaties na de operatie te verminderen. Waarschijnlijk zult u deze medicatie moeten gebruiken voor zolang de getransplanteerde nier in uw lichaam blijft, en niet alleen tijdens de herstelperiode.

Hoewel niertransplantaties een zeer doeltreffende manier kunnen zijn om chronische nierziekte (CKD) te behandelen, zijn er wel risico's aan verbonden. Zoals bij elke andere operatie kan uw lichaam moeite hebben met het herstel en kunnen er complicaties optreden, waaronder de volgende:

• Uw lichaam kan het nieuwe orgaan afstoten en u zult medicatie moeten nemen om te voorkomen dat dit gebeurt.
• Uw nieuwe nier kan in het begin mogelijk niet goed functioneren. Misschien heeft u dialyse nodig tot uw nieuwe nier gaat werken.
• Uw nieuwe nier kan onmiddellijk falen (hoewel dit niet vaak voorkomt) of enige tijd na de transplantatie. U moet er mentaal en lichamelijk op voorbereid zijn om, als dat gebeurt, een nieuw transplantaat te ontvangen of te worden behandeld met dialyse.

Zorg dat u met uw arts praat over de mogelijke risico’s van een operatie voor niertransplantatie.